Mijn werkwijze — interdisciplinair en emergent
Mensen hebben behoefte aan duidelijke scheidslijnen. Iets is óf het een óf het ander, either/or. Ambiguïteit brengt ons in verwarring en dat geldt ook voor mijn werk en manier van werken. Veel ervan valt namelijk in de tussenruimte, in de liminal space. Of het is een eclectisch samenspel van elementen uit wat mensen doorgaans zien als gescheiden werelden. Maar mijn nieuwsgierigheid overstijgt juist grenzen. Ze loopt vloeiend over van ontwikkelingspsychologie, sociale antropologie, complexiteits- en cognitiewetenschap in filosofie, kunst, design en architectuur. Al deze ‘werelden’ en hun onderlinge verbanden breng ik samen in mijn werk met senior executies en leiderschapsteams ∆.
In zijn boek Do Design: Why beauty is key to everything deelt Alan Moore een philosophy of ’ing. De Engelse present continuous is bij uitstek geschikt om de dynamiek van wat we doen, aan het doen zijn, te benadrukken. Niet play maar playing, exploring in plaats van explore. In navolging van Moore heb ik mijn philosophy of ’ing samengesteld. En hoewel regelmatig onderhevig aan verandering, geeft het een goed beeld van mijn manier van denken en doen. Mijn werk is, in de woorden van de Amerikaanse ‘comprehensivist’ Richard Buckminster Fuller, “a process of emergence by emergency”.
Emergent omdat mensen en organisaties nu eenmaal complex zijn. Vooraf uitgekiende programma’s en eenduidige modellen doen geen recht aan de spontane dynamiek die zo kenmerkend is voor die complexiteit. Mijn manier van werken is daarom altijd adaptief. Ze laat ruimte voor nieuwe inzichten en plotselinge veranderingen. En voor de effecten van het werk zélf, omdat alles wat je binnen een complex systeem doet dat systeem ‘ergens op enig moment’ beïnvloedt. De context verandert dus voortdurend en daar is geen programma of model tegen bestand.
Dit betekent niet dat ik nooit modellen gebruik. Sommige zijn zeker nuttig ‡, zolang je je maar realiseert dat modellen een abstractie van de werkelijkheid zijn. Dat is niet per se een probleem, aangezien we in ons brein voortdurend modellen of kaarten creëren. Abstractie is immers vaak de enige manier om complexiteit te kunnen doorgronden. Het probleem ontstaat wanneer we de beperkingen van het model niet langer zien en de abstractie aanzien voor de werkelijkheid ◊. Ik gebruik modellen daarom vooral als katalysator, als canvas voor dialoog en reflectie.
Gesprekken nemen sowieso een belangrijke plaats in. Ze zijn meer dan eens het startpunt voor verandering. Toch maken we er zelden tijd voor vrij, terwijl ze juist een context bieden waarbinnen we met en van elkaar kunnen leren. Het open karakter schrikt ons echter af, omdat we geconditioneerd zijn op het vinden van dé oplossing. Maar betekenisvolle gesprekken beginnen niet met een probleem dat in het ‘hier en nu’ moet worden opgelost, maar met vraag die moet worden ontward en verkend. Ze resulteren niet in een to-do-lijstje of concrete oplossingen, althans nier per se, maar leiden naar nieuwe inzichten en een beter begrip van elkaars opvattingen en perspectieven.
Toch mag je het open karakter niet verwarren met vrijblijvendheid. Ook een gesprek vraagt ontwerp en begeleiding, juist omdat er geen ‘agenda’ is. En dit geldt voor alles wat ik doe, van coachings- en groepsgesprekken tot off-sites, workshops en interventies. Deze ‘eenheden van verandering’ zijn geschetst binnen de contouren van de context van dat moment en creëren een kader voor het delen van ervaringen, voor dialoog en reflectie. De schets is altijd met potlood en het kader poreus. Het biedt ruimte aan de meanderende aard, de flow van het gesprek. Ik faciliteer deze flow, vertraag, leg het denken bloot en maak patronen zichtbaar. Als een trim tab † zet ik mensen in beweging met gerichte, vaak kleine interventies en breng zo betekenisvolle veranderingen op gang.
∆ Aan de hand van zo’n vijftig gesprekken (ik was een van de geïnterviewden) verkennen Kenneth Mikkelsen en Richard Martin in The Neo-Generalist: Where you go is who you are wat het betekent om in meer dan een wereld te leven. De neo-generalist is een “trickster who traverse multiple domains, living between categories and labels”, aldus de auteurs.
‡ “All models are wrong, but some are useful” is een bekende quote die wordt toegeschreven aan de Britse statisticus George E. P. Box.
◊ In The Map Is Not the Territory laat Shane Parrish zien waartoe dit denken kan leiden. Hier meer over de relatie tussen de kaart (representatie) en het gebied (object).
† The Magic of the “Trim Tab”: Richard Buckminster Fuller on the Greatest Key to Transformation and Growth (Maria Popova, The Marginalian)
CONTACT
Wil je meer weten over mijn werk of een mogelijke samenwerking verkennen, neem dan gerust contact op. Misschien kunnen we een wandeling maken of een museum bezoeken. Maar er is hoe dan ook tijd voor een ongehaast (online) gesprek.